The Case for a Genuine Gold Dollar

The Case for a Genuine Gold Dollar is een essay van de Amerikaanse econoom Murray Rothbard, oorspronkelijk verschenen als hoofdstuk 1 in het boek The Gold Standard: Perspectives in the Austrian School uit 1985.

Goud Het staat ook als los artikel online bij het Ludwig von Mises Institute. Rothbard pleit hierin voor een (terugkeer naar) een Amerikaanse dollar onder een echte ("genuine") gouden standaard: geld met een vast goudgewicht, zonder restricties op de inwisselbaarheid die de werking ervan tenietdoet, die in het verleden wel hebben bestaan. Rothbard bespreekt eerst enkele door economen voorgestelde alternatieve geldsystemen, die volgens hem ongeschikt zijn. Zijn argumentatie is weer ijzersterk, alleen over de manier waarop hij de gouden standaard opnieuw wil instellen bestaat bij enkele hedendaagse economen uit de Oostenrijkse School de nodige kritiek.

Aanleiding
Aanleiding voor het essay was de voortgaande geldontwaarding onder het fiatgeld. Sinds het geheel loslaten van gouddekking op 15 augustus 1971 met de Nixon-shock was dat in een stroomversnelling geraakt. Een nieuwe pseudo-gouden standaard, zoals de "goudwisselstandaard" (een verwaterde gouden standaard) die er was tussen 1933 en 1971, wijst Rothbard af. Hierbinnen viel ook het systeem van Bretton Woods. Hij behandelt enkele andere ideeën uit de economische literatuur, te weten (1) het van Friedrich von Hayek afkomstige idee uit de jaren zeventig voor een volledig vrije geldmarkt zonder gouddekking, net als Rothbards essay een reactie op de prijsinflatie, (2) een "gewogen mandje goederen" als dekking voor geld en (3) bimetallisme (dubbele standaard, doorgaans goud en zilver). In zijn andere monograaf over goud, The Case for a 100 Percent Gold Dollar, ligt de nadruk op zijn overtuiging dat andere soorten standaard, onwerkbaar zijn en alleen een echt gouden dollar kan functioneren als geld.

Inhoud essay
The Case for a Genuine Gold Dollar is verdeeld in zes ongenummerde, getitelde paragrafen.

A. Inflationary Fiat Paper
De wereld kent sinds vele decennia (ruim 50 jaar toen Rothbard het stuk schreef, in 1985) een voortdurende inflatie. Rothbard bedoelt hier met inflatie prijsstijgingen, waarbij hij geldschepping als oorzaak aanwijst. Hij memoreert in dezelfde paragraaf de prijsdalingen onder de gouden standaard, die een relatief vaste geldhoeveelheid inhield. Binnen de Oostenrijkse School definieert men inflatie als een toename van de geldhoeveelheid, met prijsstijgingen als gevolg. Omwille van de discussie wijken auteurs daar soms vanaf, maar de oorzaak (geldgroei) wordt hierbij dan niet vergeten. Rothbard stelt zonneklaar dat de prijsstijgingen direct worden veroorzaakt door het loslaten van de "klassieke" gouden standaard in 1933 en in het bijzonder in 1971, toen elke link met goud door het opheffen van het systeem van Bretton Woods definitief werd verbroken. Geldschepping kan nu vrijwel ongelimiteerd plaatsvinden, wat zelfs onder de goudwisselstandaard niet het geval was.

Deze inflatie is te wijten aan het zeer winstgevende monopolie op geldschepping dat overheden zichzelf hebben toegeëigend of aan de centrale bank hebben uitbesteed. In de negentiende eeuw, onder de gouden standaard, daalden de prijzen vaak langere tijd, door de relatief vaste geldhoeveelheid. Maar ook de klassieke gouden standaard, hoewel beter dan het systeem van Bretton Woods of het fiatgeld, was een fractionele, met alle problemen van dien. Rothbard zegt hierover in de laatste paragraaf:

More important, the classical gold standard would return to the very same system that created boom-and-bust cycles and brought us 1929 and at least the first four years of the Great Depression. It would, in short, retain the Federal Reserve System, and its system of cartelized banking, special privilege, and virtually inevitable generation of inflation and contraction.

Ook Philipp Bagus wijst hierop in The Tragedy of the Euro, p. 14-15:

The classical gold standard was, however, a fractional gold standard and, consequently, unstable. Banks did not hold one hundred percent reserves. Their deposits and notes were not backed one hundred percent by physical gold in their vaults.

Bagus noemt ook de bredere economische gevolgen:
A fractional gold standard poses yet another threat to banks. When banks create new money and lend it to entrepreneurs, there is an artificial downward pressure on interest rates. By artificially reducing interest rates and expanding credits, the correspondence of savings and investments is disturbed. Additional and longer investment projects may be successfully completed only when savings increase. When savings increase, interest rates tend to fall, indicating to entrepreneurs that it is possible to engage in new, formerly submarginal, projects that were not profitable at higher interest rates.

Now they may be successfully completed; after all, savings have increased and more resources are available for their completion. When, however, banks expand credit and artificially reduce interest rates, entrepreneurs are likely to be deceived. With lower interest rates, more investment projects seem to be profitable—even though savings have not increased. At some point, price changes make it obvious that some of these newly started projects are unprofitable and must be liquidated due to a lack of resources. More projects have been started than can be completed with the available resources. There are not enough savings. Interest rates fall due to credit expansion and not due to more savings. The purge of malinvestments is healthy; it realigns the structure of production and savings/consumption preferences.

Vooral in oorlogstijd, zoals tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog en later de Eerste Wereldoorlog, lieten overheden de geldpersen volop draaien, stegen de prijzen en raakte de werking van de gouden standaard verstoord. Oorlog is dus geen oplossing van een crisis, alleen al omdat de stijgende kosten van het levensonderhoud bij de burgers terecht komen. Het staatsmonopolie op gelduitgifte is volgens Rothbard de kat op het spek binden en de oplossing ligt dan ook in het "scheiden van geld en staat".

B. Hayeks "Denationalization" of Money
Friedrich Hayek stelde in zijn boek Denationalization of Money voor, de wetten op de betaalmiddelen af te schaffen en vrije gelduitgifte door particulieren toe te staan. Hierbij zouden overheden hun bestaande munteenheden behouden, waardoor er concurrentie tussen beide kon ontstaan. Rothbard steunt die vrijheid, maar stelt wel dat Hayeks "utopische" plan niet zal werken, omdat geld op een cruciaal punt verschilt met alle andere goederen: het is niet in gebruik als consumptiemiddel, maar als ruilmiddel. Mensen accepteren geld alleen als dat zij weer kunnen inruilen voor andere goederen. Hayek zag het regressietheorema van Ludwig von Mises over het hoofd zien: elk goed dat als geld in gebruik raakt, had daarvoor al een niet-monetaire gebruikswaarde en dus ook een prijs. Hayek pleitte voor ongedekt geld, een privévaluta per persoon, wat feitelijk een terugkeer naar ruilhandel betekent. Von Mises beschrijft zijn theorema in zijn boek Human Action, p. 409:

If we trace the purchasing power of money back step by step, we finally arrive at the point at which the service of the good concerned as a medium of exchange begins. At this point yesterday's exchange value is exclusively determined by the nonmonetary --industrial--demand which is displayed only by those who want to use this good for other employments than that of a medium of exchange.

Geld ontstaat op een vrije markt dus niet zomaar en lukraak biljetten uitgeven met een naam erop, werkt niet. De dollar en andere munten hebben een verre oorsprong als gewicht in goud (het basisgeld) of zilver, zijn al zeer lang als geld en rekeneenheid in gebruik en zouden dat onder Hayeks plan ook blijven. Hayeks idee slaagt dus niet in de opzet van scheiding van geld en staat.

De enige oplossing tegen inflatie zou volgens Rothbard zijn, de dollar en andere munten die het publiek hoe dan ook wil gebruiken, te privatiseren of denationaliseren, door deze te herdefiniëren: in plaats van als papieren fiatgeld weer als een gewicht van een waardevol marktproduct.


1965: Charles de Gaulle bekritiseert Amerika's export van inflatie en bepleit terugkeer naar vrijhandel en goud als geld.

C. The "Commodity Dollar": A Critique
De dollar definiëren als een "mandje" van twee of meer goederen, zal volgens Rothbard evenmin werken. Hetzelfde voorstel kwam ook van David D. Friedman met Gold, Paper, Or...Is There a Better Money?. Hiertegen heeft Rothbard drie bezwaren:

1. Zo'n geldsoort is nog nooit vanzelf op de vrije markt ontstaan en zou moeten worden opgelegd vanuit de overheid.
2. Overheden zouden betrokken blijven en gaan sjoemelen met onder meer de onderlinge gewichtsverhoudingen.
3. Het mandje goederen zou een stabiel prijsniveau (een kunstmatige constructie die individuele prijzen maskeert) voor elkaar moeten krijgen, maar werkt de natuurlijke prijsdalingen op de vrije markt tegen. Dit streven is zelfs strijdig met de Amerikaanse Grondwet, die de geldwaarde niet in koopkracht, maar in goudgewicht stabiel wil houden.

Het beleid van prijsstabiliteit heeft al in de jaren '20 tot ontwrichtingen geleid. Men liet de geldhoeveelheid "meegroeien" met de goederenhoeveelheid, waarmee de voorwaarde voor de ineenstorting in 1929 werd geschapen en de daaropvolgende economische depressie. Dit beschreef Rothbard Theory and Inflation: Economists and the Lure of a Stable Price Level; hoofdstuk 6 uit zijn boek America's Great Depression. Een mandje goederen zou lijden onder de Gresham's Law; de goederen erin zouden steeds tekorten of overschotten kennen, door de vastgelegde onderlinge verhoudingen, die niet aansluiten bij de marktsituatie. De dubbele standaard van goud en zilver in de negentiende eeuw in de Verenigde Staten, zou om diezelfde reden niet hebben gewerkt, door de onregelmatige winning van beide metalen.

D. The Case for a Gold Dollar
Rothbard concludeert dat voor geld slechts één enkel goed dient te worden gebruikt. Metalen zijn van oudsher buitengewoon geschikt als geld en werden tot 1933 in de economieboeken ook zo gezien. Daarom heeft één daarvan de voorkeur. Zilver is ongeschikt, door de relatieve overvloedigheid en omdat het al lange tijd niet meer als geld is gebruikt. Goud daarentegen was tot 1933 en in verwaterde vorm tot 1971 de standaard. Het wordt wereldwijd nog steeds als geld gezien en centrale banken hebben het in voorraad om het te gebruiken. Herdefinitie van de dollar in goud, denationaliseert zowel de dollar als goud, dat tegenwoordig grotendeels in handen van centrale banken (overheden) is.

Het was voor Rothbard geen bezwaar dat een overheid de nieuwe standaard bepaalt, omdat diezelfde overheid ooit het geld van goud loskoppelde en deze fout nu kan rechtzetten. Een gouden standaard betekent verder dat goud geen prijs in dollars meer zal hebben, omdat goud en dollars dan geen gescheiden eenheden meer zijn. Dit maakt een vrije markt in prijsbepaling tussen goud en dollars zinloos (net als tussen meters en centimeters of dollars en centen). Wel heeft goud dan weer een prijs in andere goederen. Overheden kunnen dus de nieuwe, vaste standaard kunnen definiëren.

E. Defining the dollar
De belangrijke vraag rijst, welke definitie (gewicht) de nieuwe gouden dollar zou moeten hebben. De 35 dollar per ounce, die tussen 1933 en 1971 als internationale gouden standaard (vooral) buiten de Verenigde Staten gold en door kunstmatige goudaankopen met dollars in stand werd gehouden, is door de enorme geldschepping achterhaald. De zeer hoge goudprijs in dollars na 1971, bewijst dit. De nieuwe definitie zou moeten afhangen van wat voor monetair systeem we wensen en hoe daar snel te komen.

F. Which gold standard?
De definitie hangt af van de soort gouden standaard die we willen. Rothbard wil beslist geen pseudo-goudstandaard meer als in de periode 1933-1971, waaronder het systeem van Bretton Woods. Toen hadden de Verenigde Staten binnenlands een fiat standaard en internationaal een beperkte gouden standaard: alleen buitenlandse overheden en centrale banken konden dollars wisselen tegen goudstaven a 35 dollar per ounce. Hij pleit voor een echte ("genuine") gouden standaard, met een dollar die permanent op een vast gewicht in goud is gezet. Het beste is volgens Rothbard, tot free banking (een vrije geld- en bankenmarkt, zonder centrale bank) over te gaan, zoals in de periode 1840-1863.

Bij ontmanteling van de Fed kan diens goudvoorraad correct worden geherwaardeerd, zodat het publiek het goud weer in handen kan krijgen. Rothbard schetst de situatie eind 1981 als indicatie: de passiva van de Fed bedroegen toen 179 miljard dollar, de goudvoorraad 265,3 miljoen troy ounce. Goud zou 676 dollar per ounce zijn. Hiertegen zouden burgers en banken dan hun dollars kunnen wisselen. Deze situatie is een terugkeer naar die van tussen 1841 (het einde van de Second Bank of the United States) en de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), waarbij inflatie en conjunctuurcycli verleden tijd zijn. Gecombineerd met de opheffing van het Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) en de plicht tot directe uitbetaling, zou een systeem van free banking ontstaan. Men kan een wettelijke plicht tot honderd procent reserve bankieren wettelijk instellen, waarbij ongedekte geldschepping als fraude wordt gezien.

Kritiek op Rothbard
Philipp Bagus bekritiseert in Deflation—When Austrians become Interventionists Rothbards aanpak voor terugkeer naar een gouden standaard. Hij noemt niet The Case for a Genuine Gold Dollar, maar wel Rothbards werken The Case for a 100 Percent Gold Dollar (pp. 30-32), The Mystery of Banking (pp. 262-268) en The Case Against the Fed (pp. 145-151), waarin hij een soortgelijk pleidooi houdt. In The Case for a 100 Percent Gold Dollar (p. 30) noemt Rothbard de volgende opties voor terugkeer naar goud:

Since we have many times the number of dollars as we have gold dollars at the present fixed weight of the dollar, we have essentially two alternative, polar routes toward 100 percent gold: either to force a deflation of the supply of dollars down to the currently valued gold stock, or to "raise the price of gold" (to lower the definition of the dollar’s weight) to make the total stock of gold dollars 100 percent equal to the total supply of dollars in the society. Or we can choose some combination of the two routes.

Bagus heeft een aantal kritiekpunten, omdat Rothbard bij zijn pleidooien voor terugkeer naar goud in bovenstaande bronnen steeds kiest voor de tweede optie van "raise the price of gold" en deflatie van de hoeveelheid dollars omzeilt. Terwijl ook dan deflatie uiterst nuttig werk kan doen. In andere situaties is Rothbard echter uiterst positief over deflatie van de geldhoeveelheid en Bagus noemt deze ook.

Vergelijkbare literatuur
* Murray Rothbard - What has Government done to our Money?, heruitgave Mises Institute, 2008.
* Murray Rothbard - Wat Heeft de Overheid met ons Geld Gedaan?, de vertaling hiervan, uitgave Rothbard Instituut, Brussel, 2009.

Naar de hoofdpagina

© RatioVincit.nl, graag citeren met bronvermelding

html 4.01 goedgekeurd