From Bretton Woods to World Inflation

Henry Hazlitt, auteur van heldere economische boeken In 1984 verscheen From Bretton Woods to World Inflation, een boek van de Amerikaanse journalist en auteur Henry Hazlitt. Het werk bundelt Hazlitts artikelen uit 1944 en 1945 uit The New York Times, over de conceptteksten voor de conferentie van Bretton Woods die van 1 tot en met 22 juli 1944 werd gehouden en over de beslissingen die daar werden genomen over de toekomst van het wereldwijde financiële bestel. Ook staan er artikelen in van Hazlitt uit andere kranten en bladen, die hij enkele jaren na de conferentie publiceerde en ten tijde van de ineenstorting van 'Bretton Woods' tussen 1967 en 1971. Verder bevat de bundel fragmenten uit Hazlitts boek Will Dollars Save the World? uit 1947, over de Marshallhulp, een hiermee verwant onderwerp waar Hazlitt kritisch over was. Hazlitt zag al op voorhand dat het systeem van Bretton Woods voor wereldwijde inflatie en economische chaos zou gaan zorgen, wat exact is uitgekomen. Tezamen met Hazlitts artikelen en boekfragmenten uit later jaren, illustreert het boek als geheel de totstandkoming en ondergang van het systeem van Bretton Woods, waar Hazlitt van meet af aan uitvoerig voor waarschuwde.

Hazlitts werk laat onverbloemd zien dat het vervangen van de gouden standaard door een "goudwisselstandaard", onlosmakelijk verbonden met een centrale bank en andere centraal geleide instituties, een fatale misstap is.

Hazlitt versus Bretton Woods
In 1934 werd Henry Hazlitt redacteur bij de New York Times, vanuit welke positie hij tien jaar later de conferentie te Bretton Woods kon volgen. Hij wilde er niet zelf bij aanwezig zijn omdat hij tegen de conferentie was en wilde alleen de berichtgeving volgen. Zijn stukken verschenen zonder ondertekening; Hazlitt wilde voor de krant schrijven, niet als zichzelf. Als een van de weinigen was Hazlitt op voorhand al kritisch over de plannen die men te Bretton Woods wilde verwezenlijken omdat hij op voorhand zag dat die slechts tot wereldwijde inflatie en economische ineenstorting konden leiden. Verreweg de meeste economen negeerden zijn zorgen, behalve enkelingen als Jacques Rueff, Benjamin Anderson en Michael Heilperin. Lew Rockwell schreef hierover in Hazlitt's Battle With Bretton Woods. In de loop der tijd kwamen er meer critici van Bretton Woods, vooral vanuit politiek en bankwereld, aan wie Hazlitt in zijn artikelen ook aandacht besteedde.

From Bretton Woods Hazlitts kritieken kostten hem uiteindelijk zijn positie als redacteur, ondanks dat hij omwille van de lezer van de krant, soms een relatief milde toon gebruikte. Uitgever Arthur Sulzberger zei dat "als 43 overheden een overeenkomst tekenen, ik niet inzie hoe The Times hier nog langer tegen kan zijn." Hazlitt wilde vervolgens niet verder schrijven over Bretton Woods, omdat hij overtuigd was van de onhoudbaarheid ervan en het niet kon steunen. Hij vervolgde echter zijn kritieken op Bretton Woods in zijn column op maandag. Sulzberger dreigde een disclaimer onder zijn stukken te gaan zetten dat "de meningen van dhr. Hazlitt niet noodzakelijk ook die van de Times zijn". Hiervan zag hij af, omdat Hazlitt erop wees dat andere opiniestukken zonder disclaimer dan wel voor de mening van de krant konden doorgaan. Zie hiervoor Bettina Bien Greaves' uitgebreide stuk Henry Hazlitt a man for many seasons. Het artikel uit de American Scholar (hoofdstuk 24, The Coming Economic World Pattern), is een revanche op zijn vertrek bij de Times, zo schreef de al genoemde Rockwell: "Hazlitt began to pack his bags. After he left, his revenge was a massive article on the subject in the American Scholar, published later that year."

Hazlitts hoofdkritiek was dat Bretton Woods met vooral het instellen van het IMF, zorgde voor een bailout van aangesloten landen die in monetaire problemen kwamen. Dit moedigt moral hazard aan, beloont wanbeleid van overheden en kan een gouden standaard nooit handhaven. Juist die gouden standaard was volgens hem een van de noodzakelijke voorwaarden voor terugkeer van stabiliteit en welvaart. Voor de Tweede Wereldoorlog pleitte Hazlitt al voor terugkeer naar goud, zodat de Grote Depressie eerder voorbij zou gaan en het later zo fatale nationalisme kon worden tegengegaan. Bretton Woods stelde geen echte gouden standaard in, maar een goudwisselstandaard met de dollar als basis. Dit was een gewijzigde voortzetting van de vooroorlogse goudwisselstandaard, waarbij zowel pond als dollar de basis waren. Murray Rothbard schreef dit in Wat heeft de overheid met ons geld gedaan? (p. 81). Men gaf er de naam gouden standaard slechts aan om vertrouwen bij het publiek te wekken. Hazlitt blijkt ronduit profetisch te zijn geweest in zijn kritieken op Bretton Woods. De problemen die hij zag aankomen met de beslissingen die werden genomen, hebben zich volledig verwezenlijkt.

Terminologie
De belangrijkste instituties die in Bretton Woods zijn opgericht en die Hazlitt bekritiseert zijn het International Monetary Fund (IMF) en de International Bank of Reconstruction and Development (IBRD). In het boek kort Hazlitt deze vaak af tot Fund respectievelijk International Bank. In hoofdstukken 2, 3 en 4 (t/m 26 juni 1944) spreekt Hazlitt nog van International Stabilization Fund, vanaf hoofdstuk 4 van International Monetary Fund. De IBRD is het oudste onderdeel van de huidige Wereldbank.

Indeling boek
From Bretton Woods to World Inflation bevat 29 hoofdstukken, voorafgegaan door een aparte introductie met veel achtergrondinformatie over het boek en de hoofdpunten eruit. Voor de meeste hoofdstukken staat een korte samenvatting. Na de introductie is het boek in twee delen verdeeld:

I Birth of the Bretton Woods System
(Ontstaan van het systeem van Bretton Woods) Deel I bevat de hoofdstukken 1 tot en met 24, beginnend met een pleidooi van Hazlitt uit 1934 voor terugkeer naar de gouden standaard en vervolgens zijn artikelen uit de jaren 1944 en 1945. De conferentie wordt gehouden, het stelsel van Bretton Woods komt tot stand en de strijd om ratificatie begint. Hazlitt is op voorhand al zeer kritisch, nadat hij conceptteksten heeft bestudeerd. Het beoogde systeem is monetair-economisch volstrekt ondeugdelijk met een neiging tot sterke inflatie en verzwakking van sterke valuta. De rampzalige gevolgen zijn op voorhand al uit te tekenen. Ook de gevolgde methodiek van strakke politieke organisatie in plaats van vrijhandel om de wereld weer op de been te krijgen, werkt dit in de hand.

II Aftermath
(Nasleep) Deel II bevat de hoofdstukken 25 tot en met 29, met artikelen uit de periode 1947-1971. Hierin komen het Marshallplan en de ondergang van het systeem van Bretton Woods aan de orde. De gang van zaken is precies zoals Hazlitt al had voorspeld, hetgeen door de bundeling van deze stukken nogmaals expliciet duidelijk wordt. Tenslotte volgt een epiloog waarin Hazlitt vertelt hoe de wereld weer naar een fatsoenlijk monetair bestel (op basis van de gouden standaard) kan terugkeren.

Inhoud per hoofdstuk
Hieronder een korte samenvatting per hoofdstuk.

Introduction
Hazlitt wilde met zijn boek anno 1984, veertig jaar na dato, de beslissingen heroverwegen, die werden genomen tijdens de Conferentie van Bretton Woods in 1944. Deze hebben geleid tot de monetaire chaos van voortdurende en wereldwijde inflatie en economische ontwrichting, terwijl de conferentie juist was bedoeld om de inflatie te beteugelen. Maar nimmer heeft een heroverweging door beleidsmakers plaatsgevonden. Hazlitt was niet uit op zijn gelijk, maar wilde laten zien dat door goed begrip van economische en monetaire zaken tijdens Bretton Woods, in het Amerikaans Congres en de regering, de monetaire problemen konden worden erkend en voorkomen, door de voorstellen van Bretton Woods te verwerpen. Dat zijn boek veel kan verhelderen, bewijst de soms oplaaiende roep om een nieuw Bretton Woods.

Op 15 augustus 1971 was de goudvoorraad in de Verenigde Staten nog maar ongeveer twee procent van het uitstaande geld, daarbij de "eurodollars" en andere buitenlandse claims nog niet meegerekend. Dit illustreert de ondergang van Bretton Woods door de enorme geldschepping (inflatie), zoals Hazlitt had voorspeld.

Hazlitt vat zijn bezwaren tegen het IMF samen en stelt dat de leningen zelf bijdragen aan inflatie. De Speciale trekkingsrechten die het IMF tegenwoordig gebruikt, doen dat ook; zij worden uit het niets gecreeërd, net als fractioneel fiatgeld. Niet verwonderlijk is dat het uitstaande "bedrag" van dit quasi-geld een stijgende lijn vertoont en dat er op de valutamarkten geregeld onrust heerst.

Deel I: Birth of the Bretton Woods System

1.The return to gold, 9 juli 1934
Hazlitt bepleit terugkeer naar de echte gouden standaard, om de toenmalige Grote Depressie te beëindigen, die werd verergerd door de vrij fluctuerende valuta. De Verenigde Staten hanteerden vanaf 1933-34 een flinterdunne gouden standaard: dollars waren alleen voor buitenlandse overheden en centrale banken inwisselbaar in goud, niet voor burgers. Hen was zelfs -tot 1975- verboden goud te bezitten en te verhandelen. Goud versterkt de internationale economische samenwerking, gaat nationalisme tegen en biedt stabiliteit. Lew Rockwell stelt in Hazlitt's Battle With Bretton Woods zelfs dat terugkeer naar de gouden standaard, de Tweede Wereldoorlog wellicht voorkomen had kunnen worden. Depreciaties en fluctuaties leiden tot het verder inzakken van de handel, bieden geen voordeel en demoraliseren het publiek.

2. For Stable Exchanges, 1 juni 1944
De Bretton Woods conferentie heeft een lovenswaardig doel (stabilisering van wisselkoersen), maar volgt de verkeerde methode en moedigt wanbeleid aan. Niet het opkopen van zwakke valuta door de sterke leidt tot duurzame stabiliteit, maar stabilisering van de valuta door elk land zelf, via deugdelijk monetair beleid. Dat houdt in: (1) koppeling van de valuta aan goud, (2) sluitende overheidsbegrotingen, (3) geen kredietexpansie meer en (4) onbelemmerde wereldhandel. Deze vier vereisten komen door het hele boek terug.

3. For World Inflation?, 24 juni 1944
Het International Stabilization Fund (het beoogde IMF) maakt volgens Hazlitt de weg vrij voor wereldinflatie: de waarde van de valuta tegenover goud, kan worden aangepast, na instemming van alle grote lidstaten (die meer dan tien procent van de quota leveren.) De stabiliserende werking van de gouden standaard (in- en uitstroom van goud, die de geldschepping beperkt) wordt zo opgeheven. Ongedekte geldschepping wordt nog verleidelijker. Overheden neigen altijd tot daling van het goudgewicht van hun valuta, zo ook hier.

4. How Will it Stabilize?, 26 juni 1944
De nagestreefde stabiliteit wordt nog moeilijker, doordat nominale waarden van lidstaten op verzoek moeten worden aangepast, zonder bemoeienis met het binnenlands beleid. Maar de "fundamentele onevenwichtigheid" die zo moet worden rechtgezet, is ongedefinieerd en biedt geen hard criterium. Monetair wanbeleid van een land wordt zo beloond, waarbij de sterke opkopers van de zwakke munten hun vermogen zien dalen.

5. The Monetary Conference, 1 juli 1944
De conferentie begint. Hazlitt betwist openlijk het kunnen bepalen van een stabiel koersniveau op dat moment. Een grote fout is een gegarandeerde wisselkoers voor de aangesloten landen. Die gaan ongelimiteerd geld bijmaken (de wereldinflatie), zonder de natuurlijke koersdalingen. Over de nationale munten ontbeert Bretton Woods zeggenschap. Hazlitt bepleit daarom monetaire tucht op basis van de vier genoemde criteria voor muntstabiliteit, met de Verenigde Staten in een leidende rol.

6. Results at Bretton Woods, 18 juli 1944
Vrede en welvaart kunnen alleen terugkeren zonder handelsbelemmeringen. De voorstellen voor Bretton Woods zijn echter verwarrend, gevaarlijk en bureaucratisch. Landen zullen bij het IMF een zo hoog mogelijk quotum aan leningen willen verkrijgen, waarbij zij slechts een klein percentage aan goud zullen inbrengen als dekking. Het IMF is op voorhand zelf al inflatoir. De VS kunnen veel dollars verliezen aan slechte leningen en hervormingen om het wanbeleid (de echte aanleiding tot de leningen) te corrigeren worden ontmoedigd. De VS moeten ook zelf orde op zaken stellen.

7. An International Bank?, 19 juli 1944
De IBRD werkt tegenovergesteld aan het IMF: landen willen er een zo klein mogelijk quotum aan toekennen, omdat dit geld weer risicovol kan worden uitgeleend. Keynes dringt dubieus genoeg aan op een non-discriminatiebeleid , waarbij elk land eenzelfde rentepercentage betaalt op de leningen, ongeacht de toestand en reputatie van het land. Dit staat haaks op de kapitaalallocatie op de vrije markt, waar deugdelijke leners minder rente betalen en risicovolle juist meer.

8. The Monetary Fund, 24 juli 1944
De ontwerptekst voor het IMF werd door druk van Amerika’s president Roosevelt niet substantieel bediscussieerd of gewijzigd in Bretton Woods. Aan de kritieken erop werd dus geen gehoor gegeven. De doelstelling van stabiliteit mislukt op voorhand, zoals door verplicht instemmen met tien procent devaluatie door een lidstaat en zich niet mogen bemoeien met de sociale of politiek-economische situatie van een land, normaal juist de aanleiding van de devaluatie. Wanbeleid wordt zo aangemoedigd en beloond. Het IMF beoogt ook handelsbelemmeringen uit te schakelen, maar moedigt deze door uitzonderingsbepalingen juist aan.

9. To Make Trade Free, 27 juli 1944
De overeenkomsten van Bretton Woods en afspraken over grondstoffen, tasten de handelsvrijheid aan. Terwijl Adam Smith al streed voor de vrijheid te kunnen kopen en verkopen tegen de laagste prijs. De wereld koerst af op staatscontrole, waarmee in de jaren twintig en dertig slechte ervaringen zijn opgedaan, zoals in rubber en katoen. De "internationale samenwerking" dreigt dus vooral gezamenlijke overheidscontrole te worden, geen vrije wereldhandel.

10. Mr. Aldrich's Monetary Plan, 19 september 1944
Winthrop W. Aldrich formuleert kritiekpunten op de voorgestelde IMF en Wereldbank. De Amerikaanse delegatie heeft geen onderhandelingsruimte, de macht van het IMF is obscuur en onzeker, het IMF mist focus en zwakke valuta trekken via het IMF de sterke mee, depreciaties worden normaal en het IMF doet aan symptoombestrijding. Hij pleit als alternatief daarom sterk voor opheffing van alle handelsbelemmeringen en een vaste koers tussen dollar en pond, daarna andere valuta.

11. International Money Plans, 1 oktober 1944
John H. Williams, professor aan Harvard en vroege criticus van het IMF, wil dat het Congres voorlopig afziet van instemmen met oprichting van het IMF en dat enkele taken naar de IBRD gaan. Hij pleit net als Hazlitt voor splitsing van de voorstellen voor IMF en IBRD. Hij bekritiseert ook het non-discriminatoire uitlenen door het IMF, waar Keynes juist voor pleit, alsook het niet mogen ingrijpen in lidstaten waar het misgaat. De IBRD heeft deze bezwaren niet en kan met minder geld en effectiever de stabiliseringstaak uitvoeren.

12. Europe's Monetary Maze, 27 oktober 1944
In Europa spelen acute monetaire problemen. België wil met deflatie (afname van de geldhoeveelheid) het proces van inflatie terugdraaien; Hazlitt vindt dat geforceerde prijsdalingen weer nieuwe problemen meebrengen. De enige oplossing tegen inflatie is het stoppen van verdere geldschepping en het accepteren van het nieuwe loon- en prijsniveau. Prijsregulering door overheden beneden marktniveau leidt tot onderproductie; subsidiëring leidt tot meer inflatie om de overheidstekorten te financieren.

13. Bankers on Bretton Woods, 5 februari 1945
De American Bankers Association pleit tegen de oprichting van het Internationaal Monetair Fonds (IMF); wel is men voor de IBRD. Het IMF wordt te groot en complex geacht en de overeenkomst te vaag en verwarrend, wat botsende interpretaties bevordert. Leningen worden automatisch en kritiekloos gegeven en macht tot controle over het ontvangende land ontbreekt. Dit bevordert roekeloos politiek gedrag en ontmoedigt economische hervormingen. De voorwaarden bij de IBRD zijn wel streng en doelgericht en het uitlenende land kan een veto uitspreken.

14. The Fund and the Bank, 7 februari 1945
De bankiers uit het vorige hoofdstuk krijgen een veeg uit de pan van Henry Morgenthau, dat zij alleen aan hun eigenbelang denken en zo het Bretton Woods akkoord om zeep helpen. Dat is een denkfout, omdat zij de IBRD wel willen. Hazlitt vreest dat de Amerikanen het IMF onlosmakelijk verbinden aan de IBRD en zodoende hetzij beide worden afgewezen door het Amerikaans Congres, of allebei worden opgericht, dus ook het gebrekkige IMF, wiens werk beter door de IBRD kan worden gedaan. Hij wil elk los op zijn merites beoordelen. Ook hekelt hij de persoonlijke aanval op de bankiers, omdat die een objectieve discussie verstoort.

15. Freedom of Exchange, 10 februari 1945
Henry Morgenthau roept nu ook dat banken geen internationale handel kunnen onderhouden en dat overheden dit daarom moeten doen. Hij gebruikt dit als pressiemiddel voor goedkeuring van Bretton Woods door het Congres. Maar dit staat haaks op Bretton Woods, dat letterlijk beoogt om restricties op de wereldhandel weg te nemen. Morgenthau wil niet alleen restricties, maar zelfs de hele wereldhandel door overheden laten reguleren, de doodsteek voor vrijhandel.

16. Supply Creates Demand, 11 februari 1945
Veel mensen denken dat productie en koopkracht twee verschillende zaken zijn en dat inflatie nodig is om de productie op peil te houden. Maar koopkracht komt voort uit productie. Het aanbod van het ene goed schept vraag naar het andere, volgens de Wet van Say. Geld ondersteunt dit proces als ruilmiddel. Keynes heeft dit alles verkeerd opgevat en daarom quasi-weerlegd in zijn boek General Theory of Employment, Interest and Money uit 1936. De vrije markt optimaliseert het goederenaanbod en dus ook de welvaart. Overheidstekorten om de economie "aan te jagen" zijn overbodig en destructief.

17. Bretton Woods Proposals, 13 februari 1945
President Roosevelt beveelt aan om over te gaan tot snelle acceptatie van de plannen voor IMF en IBRD, in een toespraak tot het Congres op 12 februari 1945. Hazlitt steunt de oprichting van de IBRD, met de wijziging om ook leningen te kunnen verstrekken voor stabilisering. Het instemmen met de IBRD zou een beslissing over het IMF kunnen uitstellen. Het IMF is ongeschikt voor de problemen op korte termijn en kent andere, reeds aan de orde gekomen bezwaren.

18. More on Bretton Woods, 15 februari 1945
De New York State Bankers Association komt in een rapport goeddeels tot dezelfde conclusies als de American Bankers Association (hoofdstuk 13): de IBRD moet er met enkele wijzigingen komen, het IMF kan beter worden uitgesteld, omdat dat ongeschikt is voor de problemen op korte termijn. Er moet eerst stabiliteit in elk land komen en handelsbelemmeringen worden opgeheven. Richt men voordien het IMF op, dan zal die dit gaan tegenwerken. Voor de VS ziet men terugkeer naar de gouden standaard en opheffing van importrestricties als bijdragen aan wereldstabiliteit.

19. The Bretton Woods Bill, 17 februari 1945
Amerikaanse bankiersorganisaties willen de oprichting van het IMF op zijn minst uitstellen. De economische toestand per land loopt sterk uiteen en vergt individuele inspanning, zodat een eenduidige formule voor alle landen onwerkbaar is. Bankiers hebben belang bij stabiliteit en een sterke economie; hun afwijzing van het IMF is daarom veelzeggend.

20. Money Plan Obscurities, 15 maart 1945
De Britse parlementariër Robert Boothby schreef op 4 en op 14 maart 1945 in The New York Times dat Bretton Woods niet terugleidt naar de gouden standaard, stabiliteit en internationale handel, zoals wordt beloofd, maar tot het tegenovergestelde hiervan. Hij wijst ook op tegengestelde interpretaties van Bretton Woods: de Brit Keynes stelt dat "exact het tegenovergestelde" van de gouden standaard wordt beoogd, de Amerikanen zien juist een terugkeer naar goud. Bretton Woods-aanhangers noemen zich internationalisten en betitelen critici als "isolationisten", terwijl Bretton Woods precies tegenovergesteld uitpakt.

21. Gold vs. Nationalism, 17 maart 1945
Hazlitt merkt weer een tegenstrijdigheid op. De vroegere gouden standaard leidde tot internationale stabiliteit en samenwerking. Bretton Woods is hieraan tegenovergesteld, geeft Keynes expliciet toe. De afspraken geven ruimte voor inflatie en monetair nationalisme, dus geen internationalisme. Maar aanhangers van Bretton Woods betitelen zichzelf als "internationalisten" en verwijten de bankiers die zich tegen Bretton Woods verzetten en terug willen naar goud, juist "isolationisme". Goud is echter het enige internationale geld, zoals prof. Edwin W. Kemmerer in zijn boek Gold and the Gold Standard (p. 182 e.v. (190 pdf) bevat beschrijving van de internationale werking van de gouden standaard) ook betoogde, precies waarom juist de nazi´s er fel tegen waren.

22. The CED on Bretton Woods, 25 maart 1945
Ook het Committee for Economic Development (CED, Committee for Economic Development; Amerikaanse denktank, bestaande uit industriëlen en academici) wil uitstel van het IMF en eerst de IBRD optuigen met de bevoegdheid tot leningen voor stabilisering en het stellen van deugdelijke voorwaarden. In tegenstelling tot de bankiersorganisaties, houdt de CED opvallend genoeg wel vast aan oprichting van het IMF, ook al zou de IBRD diens taak gaan vervullen. Het CED formuleert vijf basisprincipes voor leningen en Hazlitt stelt dat het IMF voor uitvoering hiervan ongeschikt is.

23. Silver Boys in Bretton Woods, 7 april 1945
De zogeheten "zilver senators" willen erkenning van zilver als monetair metaal. Hazlitt is hiertegen, omdat zilver de wereld nog verder van de gouden standaard afbrengt dan met het IMF al het geval is en daarmee dus ook van economisch herstel. Bimetallisme zorgt bovendien voor nog meer verwarring.

24. The Coming Economic World Pattern, winter 1944/45
Hazlitt vat na zijn vertrek bij de New York Times zijn bezwaren tegen Bretton Woods in vijf paragrafen samen. Vrijhandel betekent van oudsher individuele vrijheid, zonder overheidsbemoeienis met de handel. De handelsbelemmeringen in de jaren dertig ontaardden in een chaos, die niemand terug wil en men vervangt door internationale samenwerking. Maar dat is pseudo-vrijheid.

I
Want deze samenwerking is er nu niet tussen burgers, maar alleen tussen overheden. Zij beloven vrijhandel, maar hun eigenbelang kan tot botsing en het opbreken leiden. De stabiele handel vóór de Tweede Wereldoorlog ging zonder IMF. Valuta bleven sterk door (a) de gouden standaard, (b) geen kredietexpansie, (c) geen excessieve overheidsschulden en (d) verkoop van staatsleningen aan het publiek, niet door geld bijmaken. Vertrouwen in de munt, door internationale gouden standaard en goed monetair beleid, leidde tot stabiliteit op de wisselmarkten.

II
Het IMF-voorstel bevat hiervan niets. Men koppelt nu de munten niet aan goud, maar aan elkaar; de sterke munten steunen de zwakke. Een op de valutamarkt dalende munt, moet steeds aangekocht worden tegen de (dan) te hoge oude koers, wat de belastingbetalers veel geld kost, ten gunste van het zwakke land. Het IMF bevordert instabiliteit, door verplichte medewerking aan devaluaties. Ook kan de wisselkoers collectief worden aangepast, met druk om eraan mee te doen. Dit bevordert wereldinflatie; overheden devalueren oftewel vervalsen en breken de belofte voor wisseling in goud.

III
Een devaluatie is gezichtsverlies voor een land, omdat het wanbeleid (overexpansie van geld) bewijst. Er ontstaat een kapitaalvlucht uit het land. Maar collectieve devaluatie van alle valuta bespaart of verbergt zo’n afgang. Dit moedigt wanbeleid dus aan, zoals bevoordeling van lobbygroepen door geldschepping en oplopende begrotingstekorten. De schade door inflatie, zoals koopkrachtsverlies, blijft bestaan. De vrije markt is onder het IMF bovendien een illusie, door de controle op alle kapitaal en het risico op verdere aantasting van vrijheden.

IV
Over de IBRD is Hazlitt vrij positief omdat die wel voorwaarden stelt, waaronder het kunnen terugbetalen (…). Deze bank zou beter geschikt voor de IMF-taken dan het IMF zelf, zoals stabilisering van valuta. De IBRD symboliseert ook de internationale samenwerking beter dan het IMF, dat (bij oprichting) vooral Amerikaans geld en invloed bevat.

V
De voorstellen voor controle op de grondstoffenprijzen, beloven niets goeds. Prijzen worden boven marktniveau geplaatst, met productiedaling en te hoge consumentenprijzen tot gevolg. Efficiënte producenten behalen geen voordeel; de zwakke blijven overeind en profiteren mee. Of er ontstaan overschotten die de markt doen instorten. Men belooft uiteraard dat de naoorloge controles wel "eerlijk" zullen zijn, en bovendien dat de wereldhandel met deze controles "vrij" zal zijn.

Deel II: Aftermath

25. Excerpts from Will Dollars Save the World?, verschenen in 1947
Het Marshallplan voor Europa is een dwaling. Niet de oorlogsschade, maar de sterke overwaardering van de valuta tegenover de dollar, door overheden op de vooroorlogse pariteiten gezet, ook al bekritiseerd door Murray Rothbard in What has government done to our money (hoofdstuk 4, par. 5) leidt tot de scheve handelsbalansen. Dit blijft zo door Amerika's leningen vanuit onder andere het IMF. De situatie van de Franse franc is een schrijnend voorbeeld. Hazlitt propageert vóór terugkeer naar goud, eerst koersvrijheid op de valutamarkt. De Marshallhulp was feitelijk symptoombestrijding voor een probleem dat het Systeem van Bretton Woods zelf in stand hield.


1965: Charles de Gaulle bekritiseert Amerika's export van inflatie en bepleit terugkeer naar vrijhandel en goud als geld.

26. Collapse of a System, 21 november 1967
De devaluatie van het pond van $2,80 naar $2,40 in 1967 bewees nogmaals het failliet van Bretton Woods, dat stabiele wisselkoersen beoogde. Het pond was na een devaluatie vanaf $4,86 in 1944 ingestapt op $4,03 en daalde in 1949 naar $2,80. Alle deelnemende valuta daalden sinds 1944, behalve de dollar. De nieuwe Special Drawing Rights zijn slechts de volgende inflatoire optie. Politici als Harold Wilson en Lyndon Johnson geven speculanten de schuld van de devaluaties, maar hun eigen dure verzorgingsstaten en de Vietnamoorlog zijn de echte veroorzakers van de monetaire problemen.

27. The Coming Monetary Collapse, 23 maart 1969
Het systeem van Bretton Woods staat op het punt van breken, is de overtuiging van Hazlitt. De toename van niet-inwisselbaar papiergeld, het stijgend wantrouwen daartegen en de afname van Amerikaanse goudvoorraad, maken dat Hazlitt voorspelt dat binnen korte tijd Amerika geen goud meer tegen $35 per ounce zal kunnen en willen uitbetalen. Daarna zullen valuta heftig onderling gaan flucturen. Om de gevolgen hiervan te beperken bepleit Hazlitt het volledig vrijgeven van de goudmarkt, zodat mensen zich kunnen indekken en goud de facto weer het geld kan worden.

28. World Inflation Factory, augustus 1971
Dit hoofdstuk is een raamvertelling. Het systeem van Bretton Woods heeft definitief tot een crisis geleid, doordat het dwingt tot inflatie. Daarom een herdruk van een stuk uit 1949, waarin vroege problemen met Bretton Woods door Hazlitt worden geanalyseerd en een epiloog uit 1971 zelf.

The World Monetary Earthquake, 3 oktober 1949
De devaluatie van het pond en 25 andere valuta op 18 september 1949, bewees het monetaire onbegrip bij de autoriteiten. Hazlitt wees al jaren de in Europa ontkende overwaardering van de valuta aan als oorzaak van het "dollartekort", maar Europa gaf daarvan Amerika de schuld. Dat land reageerde met miljarden dollars om in de handelstekorten te voorzien. Sir Stafford Cripps (Minister van Financiën in Engeland, 13 november 1947 – 19 oktober 1950) devalueerde het pond in 1949 eindelijk (van $4,03 naar $2,80), maar onder de marktwaarde. Andere landen volgden in onderwaardering, met prijsinflatie tot gevolg. Hazlitt voorspelt een uitstroom van goud vanuit Amerika naar Europa, omdat Amerika als reactie op de devaluaties, dollars ging bijmaken, die werden ingewisseld voor goud.

Epilogue 1971
Hazlitt kreeg gelijk: na de top in 1949 daalde de goudvoorraad in Amerika, doordat het "dollartekort" een dollarstroom werd, als reactie op de grote Europese devaluatie in 1949. De geldhoeveelheid in Amerika steeg van 110 miljard dollar in september 1949, tot 225 miljard in mei 1971. De goudwisselstandaard, in Bretton Woods afgesproken, was een compromis tussen enerzijds niet-inwisselbaar papiergeld en anderzijds vaste wisselkoersen tussen valuta. Naar een volledige gouden standaard wilde niemand terug en daarom werd alleen de dollar aan goud gekoppeld. De andere munten kregen een dollarkoers. Door aan- en verkopen moesten deze koersen binnen een marge van één procent van elkaar blijven.

29. What Must We Do Now?, 1983
Stoppen met inflatie, dus met geldschepping, is de enige oplossing tegen de monetaire chaos. Inflatie is geen natuurramp, maar een vorm van menselijk handelen. Politici kopen stemmen door allerlei subsidies en vergoedingen, die steeds hoger worden en als een onvervreemdbaar recht worden beschouwd. Zij kunnen niet meer uit belastingen worden betaald, leiden tot tekorten en zijn aanzet tot inflatie. Ook het opheffen van de inflationaire praktijken en instituties die te Bretton Woods zijn opgezet, is noodzaak. Zij leggen inflatie op en moedigen die aan. Amerika zou in elk geval zijn bijdrage eraan kunnen stoppen. Verder zou de wereld terug moeten naar de gouden standaard, zodat politici van het geld afblijven en hun monopolie niet meer kunnen misbruiken. Het stoppen met inflatie stabiliseert de goudprijs en maakt het bepalen van een nieuwe wisselkoers mogelijk. Leningen aan landen kunnen door private investeerders worden overgenomen, die wel verantwoordelijk met geld omgaan.

Kritiek van Hazlitt op instituties
Hazlitt bekritiseert uitvoerig de in Bretton Woods opgerichte instituties, vooral het IMF. Ook haalt hij commentaren aan van organisaties en personen. De ingebouwde zwakheden van vooral het IMF zijn het systeem van Bretton Woods fataal zijn geworden. Over de IBRD was Hazlitt wat positiever, net als andere critici. Hij zou de stabiliseringsfunctie daar liever aan toekennen dan het IMF oprichten. De IBRD is doelgericht, leningen worden door een comité beoordeeld en niet automatisch zoals bij het IMF, er geldt een belofte van terugbetaling en een veto voor het uitlenende land en er wordt afgezien van leningen als private partijen kunnen financieren.

Hoofdstuk Kritiekpunten IMF
2 Het opkopen van zwakke munten door de sterke, om zo de onderlinge pariteiten te handhaven, verzwakt slechts de sterke valuta. Dit boven marktwaarde houden van die zwakke valuta, beloont wanbeleid en staat economisch herstel in de weg.
3 De aanpassing van de valutakoersen tegenover goud, die officieel in de principeverklaring van het IMF staat, "legitimeert" de natuurlijke neiging van overheden tot inflatie, om zo lobbygroepen te behagen. Dit staat haaks op de stabiliserende werking van de vroegere gouden standaard. Zo wordt landen het gezichtsverlies van devaluatie en verlies van goudvoorraad bespaard, wat collectief wanbeleid aanmoedigt.
4 De nominale waarden van lidstaten ''moeten'' op verzoek worden aangepast, om "fundamentele onevenwichtigheden" recht te zetten. Het kan daarbij gaan om valuta die reeds vanuit het IMF ondersteund worden – hetgeen bewijst dat wanbeleid daardoor voortduurt. Zowel de verplichte aanpassing als het afzijdig houden van bemoeienis met de interne politiek, houden dit in stand.
4 De vastgelegde partiteit mag daarnaast met maximaal tien procent worden verlaagd, waar het IMF op verzoek binnen twee dagen op moet reageren. Sterke landen met opgekochte zwakke valuta in bezit, verliezen dan dus nogmaals veel geld.
5 De valuta krijgen een vaste nominale waarde. Geldschepping wordt gestimuleerd: opkopende landen zullen de geldpers gebruiken om de zwakke valuta te betalen, hetgeen de sterke valuta ondermijnt.
6 De opzet van het IMF is uiterst problematisch. Het quotum dat landen inbrengen en dat de basis vormt voor hun leningen bij het IMF, bestaat maar voor hoogstens 25% uit goud, daarnaast uit ongedekt papiergeld tegen arbitraire koersen. Hiermee kunnen landen dan dollars kopen, wat betekent dat zij veel waardeloos geld aanbieden en daar relatief waardevol geld (dollars) voor terugkopen. Dit alles zonder interne bemoeienis. Ook dit beloont wanbeleid, ontmoedigt hervormingen en is tegenovergesteld aan stabiliserend, wat officieel wordt beoogd.
7 & 11 Het beoogde IMF moet volgens Keynes non-discriminatoir uitlenen, dus aan elk land hetzelfde percentage vragen voor de leningen. Landen hebben zo geen prikkel tot goed beleid, omdat zij relatief goedkoop aan geld kunnen komen en fatsoenlijke landen worden niet beloond. Dit staat haaks op geldstromen op de vrije markt tussen private partijen, waar juist de beste landen en projecten investeerders kunnen krijgen. Dat bevordert de economische ontwikkeling en remt deze niet af, zoals onder het IMF.
8 Het IMF moedigt handelsrestricties juist aan, daar waar het deze beoogt te elimineren. Landen mogen zelf gedurende een ongedefinieerde, naoorlogse periode restricties invoeren.
10 Het IMF heeft geen duidelijke bevoegdheden, kent te weinig focus, vergt een groot offer van de Verenigde Staten (70% van de uitleenbare gelden), trekt sterke valuta mee met de zwakke, moedigt depreciaties aan en bevordert handelsrestricties.
13 Het IMF is te groot en complex, de overeenkomst te vaag, te ingewikkeld voor het grote publiek en gecompliceerd. De vaagheid van de overeenkomst leidt tot uiteenlopende interpretaties. Leningen worden als automatisch recht verstrekt, zonder nadruk op kwaliteit en mist controle over het binnenlands beleid.
19 Een eenduidige formule voor stabilisering voor alle landen is onwerkbaar. Elk land verschilt in economische toestand en beleid vergt daarom individuele inspanning.

Kritiek van Hazlitt op J.M. Keynes
Hazlitt is in zijn boek zeer kritisch over John Maynard Keynes, de beroemde econoom die grote invloed had op de totstandkoming en inhoud van het systeem van Bretton Woods. Feitelijk is 'Bretton Woods' geheel op Keynesiaanse leest geschoeid. Hazlitt wijst dit volstrekt af en heeft daarbij de volgende kritieken:

* Onder het leiderschap van Keynes in Bretton Woods, werden louter verkeerde beslissingen genomen en werd inflatie geïnstitutionaliseerd. De besluiten faalden om de inflatie te beteugelen en een deugdelijk financieel bestel op te zetten.

* In Bretton Woods werd volgens de letterlijke woorden van Keynes, auteur van de overeenkomsten, ''exact het tegenovergestelde van een gouden standaard'' opgezet. Hazlitt is ervan overtuigd dat goud voor stabiele handel zorgt en de wereld naar herstel terug helpt. Al in 1934 vond Hazlitt dat en hij ziet zich gesterkt door de ervaringen met de vroegere gouden standaard, alsook de handelsoorlogen en monetaire chaos na het loslaten van goud in de jaren dertig. Het afzien van een echte gouden standaard en het instellen van de goudwisselstandaard (een onwerkbare, afgezwakte versie) pleit dus tegen Keynes.

* Op de vrije markt investeren private uitleners van (hun eigen) geld alleen in de beste projecten, met de hoogste rendementen en de grootste kans op terugbetaling. Dit stimuleert verstandig beleid en zorgt voor maximale economische ontwikkeling en welvaart. Maar Keynes vond dat in de opzet van zowel IMF als IBRD ''geen'' onderscheid moest worden gemaakt tussen de kredietwaardigheid van de lenende landen. Elk land zou dezelfde rentevergoeding moeten betalen voor leningen. Onder Keynes' voorstel werden slechte leners beloond en goede qua beleid ontmoedigd. Spaarzaam kapitaal dreigde te worden verspild en omdat de IBRD meer overheidsgaranties geeft dan leningen zelf, lopen de belastingbetalers groot risico.

* Keynes begreep de waarheid van de Wet van Say niet. Hij raakte verward door de tussenkomst van geld als ruilmiddel tussen de andere goederen en dacht dat economische achteruitgang door een tekort aan koopkracht kwam, in geld gemeten. Daarom bepleitte hij steeds vergroting van de geldhoeveelheid, oftewel inflatie. Deze onjuiste doctrine zat verweven in de Bretton Woods overeenkomsten. Zie verder over het onbegrip bij Keynes over de Wet van Say het artikel Lord Keynes and Say's Law van Ludwig von Mises.

* Keynes zaaide verwarring door (a) in Londen te stellen dat Bretton Woods tot precies het tegenovergestelde van de gouden standaard leidt, terwijl men in Amerika juist van een gouden standaard uitging en (b) in de The Times te beweren dat Groot-Brittannië onder Bretton Woods nog steeds eigen regionale en monetaire regelingen kan treffen, waar in Amerika discussie over was.

Oordeel Hazlitt overige personen
Een aantal personen wordt door Hazlitt expliciet besproken of genoemd. Hun standpunten en oordelen geven verder inzicht in de gouden standaard in het algemeen, de werking en manco's van Bretton Woods, de rol van vrijhandel en het politieke "spel" dat politici spelen in monetaire zaken. Onderstaande tabel geeft een overzicht.

Naam Functie Hfdst. Oordeel
Hazlitt
Argument
Winthrop Aldrich Bestuursvoorzitter Chase National Bank (nu deel van JPMorgan Chase) 22 Gunstig Kritisch over Bretton Woods, stelde als alternatief voor dat landen onderlinge handelsbeperkingen ophieven en daarnaast een vaste koers tussen het Britse pond en de dollar.
Robert Boothby Brits Lagerhuislid 20 Gunstig Criticus; stelde vast dat Bretton Woods zijn belofte van gouden standaard, stabiliteit, internationale handel en non-discriminatie in de handel niet voldeed.
Sir Stafford Cripps Brits minister 28 Ongunstig Ontkende tussen 26 januari 1948 en 6 september 1949 twaalf keer dat hij het pond zou devalueren. (Zie ook Henry Hazlitt – What You Should Know about Inflation, hfst 8, What "Monetary Management" Means, p. 22-23.) Op 18 september 1949 deed hij dit toch. Wees in 1949 aanvankelijk het verband tussen de dalende koers van het pond en de Britse crisis van de hand.
Generaal George C. Marshall Minister van Buitenlandse Zaken 25 Ongunstig Hazlitt was altijd kritisch over het Marshallplan. Ten onrechte legden Marshall cs. de schuld van de deplorabele toestand van Europa bij de oorlogsgevolgen. Maar het overheidsoptreden daarna was minstens even desastreus: overwaardering voor de valuta leidde tot importoverschotten en exporttekorten. Zo werd bijvoorbeeld export met 99% belast in Frankrijk.
Henry Morgenthau, Jr., (Hazlitt noemt hem Hans Morgenthau. Minister van Financiën 14 Ongunstig Verweet banken eigenbelang in hun kritiek op Bretton Woods, terwijl juist hun streven naar goud algemeen belang is. Kwam met de leugen dat de internationale bankwereld geen internationale wisselmarkten kan runnen en daarom de overheid dat moet doen. Behalve de onjuistheid ervan, strijdt dit nota bene met de bedoeling van Bretton Woods, die juist restricties wil elimineren. Morgenthau stelt dat overheid niet alleen restricties instelt, maar de hele markt overneemt.
Franklin D. Roosevelt President 1933-1945 17 Ongunstig Pressie op Morgenthau om akkoord te gaan zonder discussie of wijzigingen. Drong sterk aan op instellen Bank en Fund.
Harry S. Truman President 1945-1951 28 Ongunstig Geloofde de Europese situatie zoals Marshall die schetste, met miljarden dollars steun tot gevolg.
Harry Dexter White Amerikaans hoofdgedelegeerde Bretton Woods 28 Ongunstig Vermeld als leider van Bretton Woods, met J.M. Keynes.
John H. Williams Vice-president Federal Reserve Bank of New York 11 Gunstig Pleitte voor splitsing van de voorstellen voor IMF en IBRD. Was voor uitstel van het IMF en uitbreiding van de taken van de IBRD met wat het IMF zou doen. Verdere kritieken: het IMF is ongeschikt voor de problemen op korte termijn, zou te makkelijk en zonder onderscheid kredieten geven, zich niet vanzelfsprekend terugtrekken, Amerika zou al snel hoofdcrediteur worden en er ontbreekt de macht tot het toepassen van corrigerende maatregelen in debiteurlanden.
Harold Wilson Brits premier 1964-1970 en 1974-1976 26 Ongunstig Gaf speculanten de schuld van de ponddevaluatie in 1967, in plaats van de economische toestand en de inflatie door het eigen beleid.

Naar de hoofdpagina

© RatioVincit.nl, graag citeren met bronvermelding

html 4.01 goedgekeurd